Donderdag 28 maart 2013 staan in Hardinxveld-Giessendam de nieuwbouwplannen van Neptune Shipyards opnieuw op de raadsagenda. In voorbereiding op het debat heeft de ChristenUnie vragen gesteld aan het college van B&W over bevoegdheid en handhaving van milieuregels in het algemeen en Neptune Shipyards in het bijzonder.

Op de raadsagenda staat het verzoek aan de raad om in te stemmen met het planologisch afwijken van het huidige bestemmingsplan Rivierdijk. Dit is nodig om de nieuwbouwplannen van Neptune Shipyards mogelijk te maken. De bedoeling is dat de huidige hal van de voormalige IHC-reparatiewerf wordt gesloopt en een nieuwe hal met kantoor verrijst. Daarnaast zijn er plannen voor een vrijstaande kantoortoren.

De bedoeling van Neptune Shipyards is om meer activiteiten te kunnen ontplooien aan grotere en geavanceerde zeeschepen. De ChristenUnie is er blij mee dat de scheepsbouw in ons dorp het goed doet. In deze tijd van economische recessie en toenemende werkloosheid, is het belangrijk om bedrijven voldoende ruimte te geven om de kansen die er zijn, te pakken. Neptune Shipyards en haar medewerkers, en ook veel toeleverende bedrijven, zijn hierbij gebaat.

Het enorme bouwvolume en de toename van bedrijvigheid op zo korte afstand van woningen leiden niettemin ook tot grote zorgen bij omwonenden. De gemeente is voornemens aan de plannen mee te werken en vergunning te verlenen voor de activiteiten van de onderneming. Daarbij behoren milieuregels zoals beperking van de licht- en geluidsproductie in de nachtelijke uren en op zondag. 

De ChristenUnie wil van het college weten wat er gebeurt indien de milieuregels worden overtreden en heeft de volgende vragen gesteld:

1. Welke instantie is het bevoegd gezag tot het opleggen van sancties wanneer vergunde milieuvoorschriften worden overschreden?
2. Wat zijn de mogelijkheden als gemeente om handhavend op te treden en sancties op te leggen?
3. Welke sancties gelden momenteel en worden die ook toegepast indien overtreding van de milieuvoorschriften is vastgesteld?

De beantwoording wordt voor het debat van 28 maart verwacht.